Begripsbepaling: Wat is pesten?

Pesten kan allerlei vormen aannemen. Hieronder volgen vijf categorieën met voorbeelden van de genoemde soort.

  1. Verbaal
    Concreet gedrag: schelden, dreigen, belachelijk maken, uitlachen of een bijnaam geven op basis van lichaamskenmerken, (etnische) afkomst, geloof of seksuele voorkeur. Ook: ongewenste sms’jes/appjes sturen, via mail of social-media (zoals Facebook) opmerkingen verspreiden, het gebruiken van mobiele telefoons of websites met de bedoeling iemand zwart te maken door het verzenden van opmerkingen en of foto’s of filmpjes.
  2. Fysiek
    Concreet gedrag: trekken, duwen, spugen, schoppen, slaan, laten struikelen, krabben, bijten, aan de haren trekken; seksuele intimidatie
  3. Intimidatie
    Concreet gedrag: iemand achterna blijven lopen of ergens opwachten, iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen, dwingen om bezit af te geven of geld of andere zaken mee naar school te nemen
  4. Isolatie
    Concreet gedrag: iemand uitsluiten door hem voortdurend duidelijk maken dat hij niet gewenst is, doodzwijgen, negeren
  5. Stelen of vernielen van bezittingen
    Concreet gedrag: afpakken, beschadigen en kapotmaken van spullen

Partijen bij het pestprobleem

Bij pesten zijn meerdere partijen betrokken: de gepeste leerling(en), de pester(s), de zwijgende middengroep, het personeel en de ouders.
Om pesten zowel in preventieve zin als in curatieve zin aan te pakken is het nodig dat alle partijen betrokken worden bij de uitvoering van het beleid. We spreken dan van een vijfsporen aanpak.

  1. Het gepeste kind
    Elk kind loopt het risico gepest te worden maar sommigen lopen een grotere kans dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken maar het heeft vaker te maken met vertoond gedrag, de wijze waarop gevoelens worden beleefd en de manier waarop die worden geuit. Kinderen die gepest worden hebben vaak andere interesses dan de meeste leeftijdgenoten of ze doen dingen anders. Ze zijn goed in vakgebieden of juist niet.
    Veel kinderen die gepest worden hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pesters en stralen dat dan ook uit. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep en durven ze weinig of niets te zeggen omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor het gepeste kind in een vicieuze cirkel komt waar het zonder hulp zeker niet uit komt.
    Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, hebben in hun gepeste omgeving geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde kinderen.
  2. De pester
    Pestende kinderen zijn vaak fysiek en /of verbaal de sterksten.
    Meisjes pesten in driekwart van de gevallen door middel van psychisch geweld (buitensluiten, roddelen) en voor de rest door middel van fysiek geweld. Bij jongens is het net andersom: in driekwart van de gevallen door middel van fysiek geweld en voor de rest door middel van psychisch geweld.
    Pesters kunnen het zich permitteren zich agressief op te stellen en ze reageren dan ook met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Ze lijken populair te zijn in een team, maar dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven.
    Echte pesters zijn niet alleen agressief en fysiek sterker dan de rest van het team, ze hebben ook weinig empathisch vermogen, zijn impulsief en domineren graag andere kinderen.
    Een ‘succesvolle’ pester heeft niet geleerd zijn agressie, maar ook andere pijnlijke gevoelens, op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Ook pesters hebben op de langere termijn last van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen in die macht. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien voor de pester zelf.
  3. De zwijgende middengroep
    De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij pesten in de actieve rol van pester. Sommigen behouden enige afstand en andere kinderen doen, uit angst of uit berekening, mee. Dit zijn de zogenaamde ‘meelopers’. Er zijn ook kinderen die niet merken dat er gepest wordt. Heel af en toe neemt een kind, of een klein groepje kinderen, het voor het gepeste kind op.
    Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te raken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor op de populariteit van de pester in kwestie mee te liften.
  4. De trainers
    Pesten is een goed bewaard groepsgeheim: (bijna) ieder kind weet dat in de groep wordt gepest, toch durft niemand het aan trainer of ouder te vertellen. De trainers weten dus ook vaak niet dat er in de groep wordt gepest. En zien ze ongewenst gedrag, dan wordt het lang niet altijd als pesten geïnterpreteerd.
  5. De ouders
    Wanneer kinderen worden gepest, durven ze in de meeste gevallen niet aan hun ouders te vertellen dat hen dit overkomt. Ze kunnen bang zijn dat hun ouders naar de vereniging gaan, het aan de trainer vertellen en dat deze het verkeerd aanpakt. Ze schamen zich vaak dat hen dit overkomt. Soms denken ze dat ze het gedrag van de pester zelf hebben uitgelokt en het dus verdienen gepest te worden.

Preventieve aanpak

Rol van de trainer
De trainer speelt een belangrijke rol in het tot stand brengen van een veilig klimaat vanaf de allereerste kennismaking.
In de eerste trainingen ligt de nadruk op het goed leren omgaan met elkaar. Er wordt aandacht besteed aan de vaardigheid van het luisteren naar elkaar, het samenwerken, het geven en ontvangen van feedback. Door middel van het formuleren van positief gestelde vragen geeft het team duidelijkheid over hoe ze met elkaar om willen gaan. Vragen zoals ‘Hoe ziet een leuk team eruit?’ of ‘Hoe wil je zelf behandeld worden?’
De kinderen formuleren zelf hoe ze met elkaar om willen gaan en schrijven de regels op. De regels kunnen ook op een groot vel papier geschreven worden dat wordt ondertekend door het hele team en opgehangen in de sporthal. Kern van deze regels is het begrip respect.

De regels worden positief geformuleerd:

  • we luisteren naar elkaar
  • we laten elkaar uitspreken
  • we blijven van elkaar af
  • we blijven van elkaars spullen af
  • we sluiten niemand buiten
  • we lossen ruzies op door met elkaar te praten
  • als we vertellen dat iemand gepest wordt, is dat geen klikken
  • iedereen kan zichzelf zijn
  • iedereen laat duidelijk blijken dat hij /zij iets niet wil
  • als iemand duidelijk maakt dat hij / zij iets niet wil, stoppen we
  • we houden ons aan de regels

Het team bespreekt wat plagen is en wat pesten en spreekt af dat degene die het ondergaat bepaalt of het om plagen of pesten gaat. En natuurlijk worden er ook consequenties afgesproken wanneer een teamgenoot zich niet aan de zelfopgelegde regels houdt.

Het voorbeeldgedrag van de trainer tijdens de training is belangrijk. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar acceptatie van verschillen wordt aangemoedigd, waar ruzies niet met geweld worden opgelost, maar uitgesproken, waar kinderen gerespecteerd worden in hun eigenheid, waar agressief gedrag niet wordt geaccepteerd en waar trainers en bestuur duidelijk stelling nemen tegen dergelijke gedragingen.
Daarnaast zijn er de regels die in de dagelijkse praktijk de ‘rust, reinheid en regelmaat’ moeten bevorderen.

Het beleid
Het is belangrijk om het pestbeleid te publiceren op de website. Het is onderdeel van de beleidscyclus van de vereniging waardoor het regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld wordt.

Curatieve aanpak

Steun bieden aan het kind dat gepest wordt.

  • Belangrijk is de gepeste serieus te nemen en een luisterend oor te bieden.
  • Neem duidelijk stelling tegen het pestgedrag en geef advies hoe te reageren op de pester(s).
  • Geef de gepeste een duidelijk perspectief dat het probleem serieus aangepakt wordt door duidelijk te maken dat je het bestuur en eventueel andere instanties buiten de vereniging er bij betrekt.
  • Betrek de gepeste in het traject dat je wilt volgen: leg uit welke stappen je wilt nemen en wanneer je hem / haar er actief bij wilt betrekken. Mogelijke stappen zijn:
    • Een gesprek organiseren tussen de pester(s) en de gepeste.
    • Een teamgesprek en andere activiteiten organiseren met als doel de veiligheid in de groep weer te herstellen door de zwijgende meerderheid te mobiliseren. Dit moet niet op basis van het individuele geval maar moet een algemeen karakter hebben zodat de gepeste er niet op aangekeken kan worden.
    • Een gesprek met de gepeste en zijn / haar ouders.
    • Een gesprek tussen de ouders van de gepeste en van de pesters stimuleren
  • Verder is het van belang de gepeste na te laten denken over zijn eigen gedrag. Wat maakt dat hij gepest wordt? Wat kan hij er zelf aan doen?
    In overleg kan worden besloten een sociale vaardigheidstraining te volgen.

Aanspreken van het kind dat pest

In een eerste gesprek wordt de pester geconfronteerd met de beschuldiging van pesten. De situatie wordt in kaart gebracht en hem wordt duidelijk gemaakt dat hij, ondanks de met elkaar gemaakte afspraken, toch geen veiligheid heeft geboden aan teamgenoten. De afspraken worden opnieuw onder de aandacht gebracht en eventueel vastgelegd.
Naar gelang de ernst van het vertoonde gedrag wordt er afgesproken dat het bij een gesprek en excuses tegenover de gepeste blijft of dat er ook gestraft wordt. Bij herhaling zal er altijd gestraft worden. Die straf moet in verhouding zijn tot de ernst van het pesten en moet op zo kort mogelijke termijn uitgevoerd worden. De trainer bepaalt of er gestraft wordt en de strafmaat. Suggesties: een week lang een dagboek/logboek bijhouden van wat de pester heeft gedaan, waar, met wie etc.
De pester biedt zijn excuses aan in een gesprek met de gepeste of eventueel in een brief. De situatie wordt vastgelegd en gecommuniceerd aan de ouders in een gesprek of eventueel in een brief.In een vervolggesprek wordt vastgesteld of er verbetering in het gedrag is opgetreden.

Er wordt een aantal nagesprekken gevoerd. De doelen hiervan zijn:

  • Achter de mogelijke oorzaak van pesten proberen te komen: wat maakt dat de pester pest?
  • Het empathisch vermogen van de pester proberen te vergroten.

Middelen hiertoe zijn:

  • De leerling opdracht geven een (gedeelte van een) boek over pesten te lezen en, na de opdracht te hebben uitgevoerd, de inhoud van het boek te vertellen;
  • De leerling zich laten aanmelden bij het forum van de website www.pestweb.nl en daar te zien wat kinderen en volwassenen aan elkaar over de gevolgen van pesten te vertellen hebben;
  • Een opstel over pesten en de gevolgen ervan maken.
  • Blijft de leerling pesten, dan zijn de daaropvolgende activiteiten:
    • Zwaardere straffen toekennen.
    • De ouders worden met hun kind voor een gesprek uitgenodigd door de trainer. Doel is de ouders inzicht te geven in het gedrag van hun kind en te komen tot een gezamenlijke aanpak van de school en de ouders.
    • In overleg kan externe deskundigheid ingeroepen worden om de pester verder te helpen zijn gedrag te veranderen. De vereniging kan er op staan dat er een sociale vaardigheidstraining gevolgd wordt.
    • De trainer kan het kind de toegang tot een bepaalde training ontzeggen, of tot meerdere trainingen.

Het team
Deze bestaat uit:
– Kinderen die mee pesten om er zelf beter van te worden.
– Kinderen die mee pesten omdat ze bang zijn zelf gepest te worden.
– Kinderen die niet mee pesten maar die niets doen om een einde te maken aan het pesten.
– Kinderen die het voor het slachtoffer opnemen
Hoewel er gelukkig ook teams zijn waarin een (groep) kind(eren) het opneemt voor de gepeste, speelt er vaak een bekend psychologisch mechanisme, de zogenaamde ‘samenzwering om te zwijgen’. Dit houdt in dat (bijna) iedereen in een team weet dat er wordt gepest, maar dat niemand het aan ouders of de trainer durft te vertellen. Ook onverschilligheid kan een oorzaak zijn dat een pestgeval niet gemeld wordt.
Soms zetten daders slachtoffers of teamgenoten onder druk er met niemand over te praten. Deze zwijgende groep kan medeverantwoordelijk worden gemaakt bij het doen stoppen van het pesten door de kinderen de macht te geven om met elkaar benoemde ongewenste omgangsvormen te signaleren en tegen te gaan. Zij gaan allen letten op de aangegeven gedragingen van de pesters en op de opgegeven plaatsen. Zodra één van hen iets ziet wat op pestgedrag lijkt, geeft hij het door aan de trainer. Deze spreekt de pester aan. Op deze manier aangepakt, krijgt het gepeste kind niet het verwijt dat hij ‘geklikt’ heeft. Immers, anderen hebben het gezien en doen er nu iets aan.

De trainers
Alle trainers moeten op de hoogte zijn van het fenomeen pesten. Zij moeten uitingen van gedrag zoals boven beschreven als pesten weten te interpreteren en er stelling tegen durven nemen.

De ouders
De ouders van het gepeste en het pestende kind verdienen ook steun.
Belangrijk is de ouders die zich zorgen maken over het gedrag van hun kind serieus te nemen. Zij moeten betrokken worden bij de aanpak van het pestgedrag zoals boven beschreven.
Ouders moeten op de hoogte gesteld worden van het pestbeleid. Dit kan via de schoolgids en de website van de school.
Ouders moeten informatie en advies krijgen over pesten en de manieren waarop pesten kan worden aangepakt.
Zie hieronder voor een gedetailleerde beschrijving van signalen en adviezen.

Wat kunnen signalen zijn van pesten?

  • Niet meer naar de training willen.
  • Niets meer over de training vertellen.
  • Vaak dingen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen.
  • Vaak hoofdpijn of buikpijn hebben.
  • Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen.
  • Niet willen gaan slapen; vaker wakker worden of nachtmerries hebben; bedplassen
  • De verjaardag niet willen vieren.
  • Niet buiten willen spelen.
  • Niet alleen een boodschap durven doen.
  • Niet meer naar de club willen / durven gaan.
  • Bepaalde kleren niet meer aan willen.
  • Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig zijn.
  • Zelf blessures creëren om niet naar de training te hoeven.

Wat ouders / verzorgers zelf kunnen doen:

  • Neem uw kind serieus en zeg dat u met anderen gaat proberen het pesten te stoppen.
  • Pesten op de vereniging kunt u het beste direct met de trainer bespreken.
  • Praat erover met uw kind of vraag uw kind op te schrijven wat het heeft meegemaakt.
  • Probeer uw kind uit te leggen waarom kinderen pesten.
  • Samen praten over pesten kan ook via een boek of een filmpje over het onderwerp.
  • Vertel dat volwassenen vaak niets doen, omdat ze niet zien dat er gepest wordt of omdat ze niet weten hoe het probleem moet worden opgelost.
  • Waarschuw uw kind dat het pesten niet meteen ophoudt als er beter op wordt gelet. Pesten is soms een gewoonte geworden, die moeilijk af te leren is.
  • Houd het onderwerp bespreekbaar, informeer regelmatig hoe het gaat.
  • Als u er van uw kind met niemand over mag praten, steun dan uw kind, geef achtergrondinformatie en maak duidelijk dat de school het zorgvuldig zal aanpakken. Voordat u dit belooft, is het raadzaam te vragen wat de vereniging doet.
  • Beloon uw kind en help het zijn / haar zelfrespect terug te krijgen.
  • Blijf uw kind stimuleren tot het beoefenen van volleybal.
  • Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Doe dat niet met een negatieve insteek, maar geef adviezen om aan het pesten een einde te maken. Een negatieve manier van vragen is bijvoorbeeld: ” Wat is er vandaag weer voor ergs gebeurd?”
  • Houd regelmatig en intensief contact met de trainer van uw kind.
  • Als uw kind echt lijdt onder het pesten en dat ten koste gaat van het zelfvertrouwen, kan hulp van een deskundige nodig zijn. Dit kan individueel of mogelijk in een sociale vaardigheidstraining.
  • Houd het niet stil, maar onderneem actie!

Informatie voor ouders van pestende kinderen

  • Neem het probleem serieus.
  • Raak niet in paniek: elk kind loopt de kans een pester te worden.
  • Probeer achter de mogelijke oorzaak van pesten te komen.
  • Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet.
  • Besteed aandacht aan uw kind.
  • Bekijk samen met uw kind een filmpje over pesten
  • Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Geef adviezen over andere manieren om met elkaar om te gaan.
  • Houd regelmatig contact met de trainer van uw kind.

Digitaal pesten

Wat kun je doen om digitaal pesten te voorkomen?

  • Bedenk dat niet alles waar is, wat je op het internet tegenkomt.
  • Gebruik een apart hotmail adres om jezelf te registreren op websites. Kies een e-mailadres dat niet je eigen voor -en achternaam volledig weergeeft.
  • Gebruik altijd een bijnaam als je chat.
  • Als je je vervelend voelt door iets dat je hebt gezien, vertel dat dan aan iemand die je vertrouwt.
  • Blijf altijd vriendelijk en eerlijk en scheld niet (terug).
  • Verwijder onbekende mensen uit je contactlijst.
  • Ga weg uit de chat als er iets vervelends gebeurt.
  • Bel of mail niet zomaar met kinderen die je van internet kent, en spreek niet met ze af zonder dat je ouders dat weten.
  • Verstuur geen flauwe grappen, dreigmail of haatmail.
  • Geef geen persoonlijke informatie aan mensen die je alleen van het chatten kent. Dus: geen e-mailadressen, gewone adressen, namen (ook niet van school), telefoonnummers, wachtwoorden enz. geven.
  • Let vooral op bij foto’s van jezelf: Als je een foto op internet zet, kan deze gemakkelijk gekopieerd en op een andere website geplaatst worden. Zo kan hij jarenlang terug te vinden zijn, ook als jij hem al weggehaald hebt. Foto’s kunnen ook bewerkt worden zonder dat jij dat weet of wilt. Houd daar rekening mee.
  • Wees voorzichtig met het gebruik van je webcam.
  • Gebruik geen webcam bij personen die je niet kent of vertrouwt. Jouw beelden kunnen worden opgeslagen en gebruikt worden om ze aan andere personen te laten zien. Ze kunnen ook voor andere doeleinden gebruikt worden dan waarvoor jij ze gemaakt hebt.
  • Installeer een goede virusscanner daarmee voorkom je dat er zomaar virussen naar je worden gestuurd

Wat kun je tegen digitaal pesten doen?

  • Niet altijd persoonlijk opvatten. Als het pesten komt van mensen die je niet kent, vat scheldpartijen of beledigingen dan niet persoonlijk op. Vaak maken mensen negatieve opmerkingen uit verveling. De anonimiteit van internet maakt dat mensen makkelijk gaan schelden.
  • Negeer de pest- /mails / app/chat. Je kunt het beste niet reageren op haatmailtjes of andere digitale pesterij.
  • Verwijder de e-mail zonder hem te openen. Onderdruk je nieuwsgierigheid! Het negeren is effectief in de beginfase van pesten, dus als de pester nog niet zolang aan het pesten is. Pestkoppen willen vaak aandacht. Als je niet reageert, gaan pesters op zoek naar iemand anders om te pesten. Dat geldt ook voor chatrooms. Als daar vervelende opmerkingen worden gemaakt, stop dan met chatten, verlaat die chatroom.
  • Blokkeer de afzender. Krijg je pest e-mails , blokkeer dan de afzender.
  • Als het gaat om appjes of sms’jes op de mobiele telefoon, dan heb je op de meeste mobiele telefoons de mogelijkheid om bepaalde nummers te blokkeren. Dit werkt alleen als vanaf een andere telefoon met nummer vermelding het bericht wordt verzonden, waarmee de dader zich bloot geeft. Wanneer hij of zij echter de telefoon van iemand anders gebruikt, is weliswaar de telefoon, maar niet de dader te achterhalen. Er is dan weer sprake van anonimiteit. Het nummer kan vervolgens wel worden geblokkeerd.
  • Praat erover. Erover praten met je vrienden, je ouders of de trainer die je vertrouwt, is belangrijk. Zeker als het pesten al een tijdje duurt en je je er bedreigd door voelt. Liefst met iemand die veel van computers en internet weet en die niet doorvertelt dat je gepest wordt.
  • Bewaar de bewijzen. Als de pesterijen al in een verder gevorderd stadium zijn en er via de sms, chat of mailbedreigingen worden geuit, bewaar deze dan. Hoe vervelend de mailtjes ook zijn, gooi ze niet weg. Maak een printje van de pestmail of sla de berichten op. Het zijn bewijzen die tegen de pester gebruikt kunnen worden. Aan het IP adres van de e-mail kan soms afgeleid worden van welke computer de e-mail verzonden is. Een provider heeft vaak een helpdesk die klachten over nare mail, sms’jes e.d. aan kan nemen. Daar heeft men ook de technische mogelijkheden om na te gaan wie het verstuurt. Bel de helpdesk op.
  • Aangifte doen bij de politie. In bepaalde gevallen kun je naar de politie om aangifte te doen. Pesten kan zo hardnekkig zijn dat het pesten ‘stalken’ wordt genoemd. Dit is strafbaar. Voor meer informatie over aangifte doen: www.pestenislaf.nl
  • Voel je niet schuldig als er iets vervelends gebeurt. Het is niet jouw schuld.
  • Wees zuinig op je wachtwoorden. Zorg dat je je wachtwoorden en inlognamen niet doorgeeft aan anderen of dat ze makkelijk te raden zijn. Zo kunnen anderen niet bij je website of e-mail. Als dit wel gebeurd is, neem dan contact op met de beheerder van de site.

Tips voor de ouders:

  • Zorg dat u zelf genoeg weet van internet
  • Praat regelmatig met uw kind(eren) en hun vrienden of vriendinnen over internet. Vertel uw eigen ervaringen. Vraag naar hun ervaringen.
  • Praat met andere ouders over hun ervaringen. Vaak krijg je dan goede tips. Of kijk op: www.ouders.nl of www.mijnkindonline.nl.
  • Voor informatie over pesten via internet kunt u terecht op de volgende websites:
    • www.kinderconsument.nl
    • www.pestenislaf.nl
    • www.sociosite.nl
    • www.msn.nl/veiligonline
    • www.besafeonline.org
  • De CJG’s (centrum voor Jeugd en Gezin) in uw omgeving geven ook vaak lezingen of cursussen over digitaal pesten.

Groepsvorming

Theorie groepsprocessen
Hier wordt een theoretisch kader gegeven met betrekking tot groepsprocessen. Wat zijn groepsprocessen, hoe werken ze en wat is het belang van deze groepsprocessen. Wat is het verschil tussen een positieve en een negatieve groep en welke rollen zijn er waar te nemen in een groep.

Groepsprocessen
Groepsprocessen zijn gedragspatronen die zich na verloop van tijd in een groep ontwikkelen en die gewoonlijk veel omvattender zijn dan de gedragspatronen van de individuele groepsleden. Zo ontstaan interactie- en communicatiepatronen die betrekkelijk uniek zijn voor een bepaalde groep. Deze patronen bepalen de identiteit van de groep. Het is van belang deze patroneren te herkennen om te begrijpen hoe een groep functioneert.

Fases van groepsvorming
Een nieuwe groep doorloopt een aantal fases. De oriëntatiefase, conflictfase, structuurfase, werkfase en de eindfase. De eerste drie fases zijn het belangrijkste. Dit is het moment waarop de groep zich gaat vormen en er nog invloed uigeoefend kan worden op het proces door de leerkracht.

Fase 1: Oriëntatiefase: +/- 2 weken (Forming)
De oriëntatiefase duurt ongeveer twee weken. De nieuwe groep tast elkaar af in deze eerste fase en de groep begint zich langzaam te vormen.
De groep lijkt in de eerste weken rustig. De duur van verkenning hangt af van: zijn de kinderen gericht op de groep, heeft de groep al eerder als groep gefunctioneerd, de leeftijd van groepsleden.

Fase 2: Conflictfase: +/- 2 weken (Storming)
De volgende fase is de conflictfase. Deze fase duurt ongeveer twee weken. In deze fase wordt de ‘pikorde’ vastgesteld. De kinderen zoeken naar die positie in de groep die bij ze past. Communicatie is in deze fase heel erg belangrijk. De uitkomsten in deze fase kunnen verschillend zijn: Er groeit een positief en samenhangende groep. Het team wordt een negatieve groep waarin concurrentie en machtsstrijd de boventoon voeren. Het team wordt niet één groep, maar er zijn meerdere subgroepen die ieder een eigen proces ingaan. Of het team is verdeeld in een hoofdgroep en enkele outsiders.

Fase 3: Structuurfase: +/- 2 weken (Norming)
Ook deze fase duurt ongeveer 2 weken. De normen worden vastgesteld die binnen de groep gelden. Wanneer de groepsnormen eenmaal vastliggen zijn die niet meer te veranderen. Alleen wanneer er nieuwe leden in de groep komen kan er een nieuw proces op gang worden gebracht.

Fase 4: Werkfase: De rest van het schooljaar (Performing)
Dit is de langste fase in een groep. Er wordt over gegaan tot uitvoering. Wanneer er een positieve groep is ontstaan is het prettig trainen, bij een negatieve groep niet.

Fase 5: Eindfase: alleen als de groep uit elkaar gaat +/- 2 weken (Adjourning)
Deze fase gaat aan het eind van het seizoen in. In teams die het volgende seizoen weer samenkomen, wordt deze fase overgeslagen. De groepsnormen beginnen in deze laatste fase te vervagen.

Beïnvloeden van het proces: groepsvorminglessen
In de eerste drie fases van het groepsproces ligt de groepsnorm nog niet vast en kan er door de trainer invloed uitgeoefend worden. Dit is ongeveer de eerste vijf tot zeven weken van een seizoen. De normen van de groep moeten worden benoemd. De trainer zorgt voor een situatie dat de normen benoemd kunnen worden. Dit kan door het inlassen van speciale groepsvormende trainingen/activiteiten (bv. volleybalkamp). Hij geeft hierbij op een natuurlijke wijze sturing aan het formuleren van positieve normen.

De positieve groep

We willen graag positieve groepen hebben. Maar wat is nou eigenlijk een positieve groep? Het is belangrijk om dit te weten zodat je weet waar je met de groepsvormingslessen naar toe moet werken.

Groepsnormen die als positief worden ervaren zijn:

  • respect voor elkaar
  • samenwerken,
  • omgaan met verschillen,
  • positieve communicatie en
  • bieden van veiligheid.

Wanneer een groep deze groepsnormen heeft dan is er sprake van een positieve groep.
De kenmerken van een positieve groep zijn de volgende: De leden zijn eensgezind en gemotiveerd om groepsdoelen te halen, groepsleden voelen zich medeverantwoordelijk voor de eigen groep, de leden tonen respect voor de mening en het karakter van een groepslid en de leden zijn bereid samen te werken.
Deze vier kenmerken van positieve groepsnormen kunnen zowel optreden in een grote groep als in subgroepen. Wanneer er sprake is van één of meerdere positieve subgroepen binnen een grotere groep, valt hun positieve gedrag naar elkaar toe extra op.
Er ontstaan in groepen niet alleen groepsnormen, maar ook rollen. Ieder kind vervult in de groep een of meer rollen. In een positieve groep worden de volgende zeven rollen vervuld: gezagsdrager, sociaal werker, organisator, verkenner, volger, appellant en joker. Deze rollen worden in paragraaf 1.4 verder besproken.
De invloed van een positieve groep op het leer- en leefklimaat is positief. Relaties zijn positief. Bij conflicten zorgen groepsleden dat het niet escaleert. De sociaal werker zorgt ervoor dat de sfeer in de groep bewaakt wordt en positief blijft. De appellant zorgt ervoor dat er regelmatig een beroep wordt gedaan op de groepsverantwoordelijkheid.
De groep is zelf in staat om zelf taken te verdelen en zelf met oplossingen te komen. Het stimuleert ook de individuele autonomie. Het geeft de kinderen het gevoel dat ze iets kunnen zonder hulp van anderen. Mocht er spanning zijn dan zorgt de joker voor ontspanning.
Doordat de groep zich bewust richt op groepsdoelen en deze ook realiseert (de gezagsdrager en organisator) krijgen de kinderen geloof en plezier in wat ze kunnen. Dit zorgt uiteindelijk voor een positief zelfbeeld en meer zelfvertrouwen.

Betekenis voor de trainer
Voor de trainer hoeft een positieve groep niet prettig te zijn. De groep kan zich tegen de trainer keren. De groep kan het erg gezellig hebben, terwijl de trainer fanatiek wil training geven. In deze gevallen heeft trainer een probleem.
Voor een professionele trainer levert een positieve groep veel op. Hij heeft de mogelijkheid om allerlei didactische en pedagogische doelen te halen met behulp van de groep. De kinderen zijn bereid van elkaar te leren. Kinderen zijn geconcentreerder en meer betrokken bij de training. Het kind houdt in een positieve groep veel meer energie over voor het leerproces dan een negatieve groep. Een positieve groep stelt kinderen in staat optimaal te leren.
De positieve groep stimuleert ook het omgaan tussen de kinderen na de training.

Normen en waarden
Van Engelen (2007) beschrijft vier normen en waarden die zorgen voor een positieve groep:

1. Iedereen voelt zich veilig in de groep

  • kinderen moeten elkaar goed leren kennen
  • kinderen moeten uitspreken hoe ze met elkaar willen omgaan:
  • hoe ga je om met iemand die nieuw is bij het team
  • kinderen moeten zich uitspreken dat het belangrijk is dat je elkaar kunt vertrouwen en dat ze zich verantwoordelijk voelen voor de ander
  • Er wordt duidelijk gemaakt hoe problemen aangepakt worden in de groep

2. We respecteren elkaar

  • Je mag een andere mening hebben
  • Er is respect voor de verschillende rollen die kinderen kunnen vervullen in een groep
  • De kinderen spreken uit wat ze van een leider verwachten
  • Je mag anders zijn
  • Besluitvorming moet plaatsvinden op basis van wederzijds respect

3. We communiceren positief met elkaar

  • Communicatie positief maken door elkaar complimenten te geven en waardering over elkaar uit spreken
  • Fout gedrag wordt niet verder aangejaagd, maar juist getemperd

4. We werken samen en helpen elkaar

  • Kinderen werken samen om hun leef- en leeromgeving op orde te houden, ze zijn samen verantwoordelijk
  • Goed luisteren en concentreren op de ander (inleven)
  • Samenwerken met alle kinderen, niemand uitgezonderd.
  • Je moet soms water bij de wijn doen, onderhandelen en niet je zin willen doordrijven.

De negatieve groep

Naast dat je inzicht moet krijgen in de kenmerken van een positieve groep, moet je ook weten wat de kenmerken zijn van een negatieve groep. Je moet kunnen herkennen wanneer een groep zich negatief gaat ontwikkelen en/ of wanneer je te maken hebt met een negatieve groep.

Kenmerken
Er is sprake van een negatieve groep als er in een groep ruzies en spanningen zijn, gepest wordt en kinderen zich tijdens de training met andere zaken bezighouden dan de oefenstof.
In een negatieve groep is er een continue strijd om het doel. Er wordt gekleineerd, gepest en gestreden om de macht. In een negatieve groep heersen normen die in onze maatschappij als negatief worden gezien: kleineren, pesten en het strijden om de macht. In een negatieve groep is er een continue strijd om het doel. De kenmerken van een negatieve groep zijn de volgende: er is een continue strijd om het doel/harmonie ontbreekt. Leden voelen zich niet medeverantwoordelijk voor de groep. Leden tonen geen respect voor de mening en het karakter van andere groepsleden. Bepaalde rollen ontbreken.
In een negatieve groep heerst veel onrust en zijn de kinderen weinig taakgericht. Dit komt doordat er altijd leden zijn die de gestelde doelen omver willen werpen en een ander doel voorop willen stellen. Door de strijd om het doel is de groep weinig meer dan los zand. Een leider in negatieve groep probeert de groep bijeen te houden door een negatief doel op te leggen. Bijvoorbeeld door een vijand van buitenaf te creëren zoals een bv. teamgenoot.
De rollen die in een negatieve groep uitgevoerd worden zijn: dictator, intrigant, meeloper en de zondebok. Deze rollen worden in paragraaf 1.4 verder besproken.

Gevolg
Doordat er continue strijd is, is er weinig tot geen ruimte voor medeleven met en inleving in de ander. De frustratie die voortkomt uit zo’n slecht functionerende groep wordt afgereageerd op iemand die weinig of geen verweer heeft, een zondebok.
In een negatieve groep verliezen de groepsleden veel energie aan de gebeurtenissen in de groep (op hun hoede zijn en op elkaar letten). Deze energie kunnen zij niet besteden aan leerprocessen. Kinderen hebben dan ook veel moeite om zich op de training te concentreren.
In een negatieve groep is geen respect voor elkaar en het gevoel dat anderen met je om willen gaan zoals je bent, is er niet. De communicatie tussen de kinderen is negatief en er is weinig tot geen ruimte voor relativerende humor.
De trainer kan in zijn training geen zorg dragen voor de ontwikkeling van de autonomie van de kinderen.

Negatief zelfbeeld
In een negatieve groep doe je als kind de dingen ‘niet goed’. Je vertoont fout gedrag als leidinggevende, intrigant of meeloper. Dit gedrag wordt door volwassen negatief benadert en afgekeurd. Hierdoor krijgt het kind het gevoeld dat hij toch nooit goed doet en wordt een negatief zelfbeeld bevestig. Dit zelfbeeld wordt vaak gecompenseerd door negatief, niet sociaal gedrag naar anderen toe.
Bij de zondebok is het omgekeerd. Vaak krijgt hij steun van volwassenen, maar wordt hij ‘afgezeken’ door de groep. Hiermee geeft de groep het signaal af dat hij het nooit goed doet. De situatie is voor de zondebok helemaal slecht als ook de volwassene hem laat vallen.
Kinderen in een negatieve groep hebben weinig geloof in wat ze zelf kunnen, laat staan dat ze plezier hebben in wat ze kunnen.
Schijnveiligheid
In een negatieve groep is er een slecht leer- en leefklimaat. In een groep waarin veel ruzies, conflicten en pesterijen plaatsvinden, kan de trainer veiligheid bieden door zich dominant en leidend op te stellen, duidelijke regels stellen en deze consequent toepassen, eisen stellen aan gedrag en hierop streng toezien. Dit is alleen altijd schijnveiligheid. Zodra er geen toezicht is van de trainer (bv. kleedkamer), gelden de normen van de groep.
Als een leerling wordt gepest binnen de groep, zoals deze leerling ook buiten de club het slachtoffer worden van pesterijen.
In een negatieve groep wordt de zondebok gebruikt om de frustraties over het slecht functioneren van de groep op af te reageren. Ook is het pesten van de zondebok een garantie om zelf niet gepest te worden. Een negatieve groep heeft één of meer zondebokken nodig om te kunnen functioneren. Gaat de zondebok uit de groep, dan wordt er gelijk een nieuwe zondebok gezocht.

De trainer
Als de groep zich al heeft gevormd kan de trainer weinig meer veranderen aan het negatieve gedrag. Het enige wat hij kan doen is door zijn handelen zijn waarden en normen duidelijk te maken. Het is belangrijk altijd te kiezen voor het slachtoffer en een onomwonden afkeuring te tonen voor het pestgedrag.
Er moet altijd voorzichtig worden gehandeld, want wraakacties binnen negatieve groepen vinden altijd plaats buiten het gezichtsveld van de trainer.

Rollen in een groep

Er ontstaan in groepen niet alleen groepsnormen, maar ook rollen. Ieder kind vervult in de groep een of meer rollen. In een positieve groep krijgen kinderen de ruimte om die rol die ze van nature het meest ligt ook te vervullen. De rollen in een groep worden verdeeld via het proces van groepsvorming.
Van Engelen (2007) maakt onderscheid tussen leidinggevende en overige groepsleden. De leidinggevenden nemen vaak het initiatief, organiseren en bewaken de goede gang van zaken. Bij de overige groepsleden zie je verschillende andere rollen en taken.

Rollen in een positieve groep

  • Leidinggevenden
    • Gezagsdrager: vaak niet de meest opvallende persoon. Vormt de opinie van de groep en bewaakt het groepsdoel.
    • Sociaal werker: bewaakt de sfeer en welzijn van de groepsleden. Biedt compromissen aan.
    • Organisator: geeft in een groep directe leiding aan groepsleden. Zorgt ervoor dat de hiërarchie binnen de groep in stand wordt gehouden.
  • Overige groepsleden:
    • Verkenner: niet leidinggevend, maar neemt vaak initiatieven op het moment dat duidelijk is wat de bedoeling is.
    • Volger: doen trouw wat er van hen gevraagd wordt.
    • Appellant: appelleert aan gevoelens van zorgzaamheid en mededogen van verantwoordelijkheid voor de groep (door bijvoorbeeld een mentale of fysieke zwakte of handicap). Kan gevoelens van mededogen oproepen omdat hij in een verdrietige situatie zit. Deze rol is essentieel voor de positieve groep. Het doet een groot beroep op de groepsverantwoordelijkheid en zorgt ervoor dat de onderlinge relaties sterker worden.
    • Joker: zorgt voor grote mate van relativering in de groep. Hij voorkomt dat zaken binnen de groep te ‘serieus’ worden en uit de hand loopt.

Een kind kan meerdere rollen vervullen. De mate waarin de rol vervult wordt kan verschillen.

Rollen in een negatieve groep
Een aantal rollen die in een positieve groep aanwezig zijn, ontbreken in een negatieve groep.
De gezagsdrager, de sociaal werker en de joker ontbreken. De andere rollen (organisator, verkenner, volger en appellant) krijgen in de negatieve groep een heel andere invulling.
De negatieve groep kent de volgende rollen:

  • Leidinggevenden
    • Dictator: geniet niet de natuurlijke, door de groep ondersteund en erkend gezag. Door middel van negatieve doelen zal hij proberen de groep bijeen te houden en zo toch saamhorigheid creëren. Hiermee zorgt de dictator ervoor dat anderen het slachtoffer worden van de groep. Een dictator moet continu op zijn hoede zijn. Zijn positie natuurlijk en er zijn continu aanvallen op zijn positie. De intrigant probeert de leiding over te nemen.
  • Overige groepsleden
    • Intrigant: door gebruik te maken van negatieve middelen (roddelen, intrigeren, pesten, omkopen) probeert hij de leiding over te nemen.
    • Meeloper: zijn veilig zolang zij de dictator en / of intrigant ondersteunen. Op die manier voorkomen zij een slachtoffer oftewel zondebok te worden.
    • Zondebok: wordt continu gepest.

De hiërarchie in een negatieve groep is sterk. Het vervullen van verschillende rollen is veel minder aan de orde dan in een positieve groep.

Begeleiding van de trainingen

De ‘ik-boodschap’
Door gebruik te maken van ‘ik- boodschappen’ krijgt de groep de kans zich positief te ontwikkelen. Door de kinderen niet het gevoel te geven dat ze fout zijn en niks goed kunnen doen, ontstaat er ruimte om zich aan te passen. Het frequent gebruiken van de ‘ik-boodschap’ draagt bij tot het creëren van ruimte voor kinderen zodat ze een positief zelfbeeld krijgen en de groep zich positief gaat ontwikkelen.

Individuele aandacht voor de leerling
Als de trainer niet communiceert met het individuele kind, maar alleen met de groep als geheel, zal het kind zich niet gekend voelen door de trainer. Door regelmatig te zorgen voor momenten waarop de kinderen even apart, of in een groepje met de kinderen praat, ontstaat er ruimte voor de behoefte relatie.
De trainer krijgt op deze manier niet alleen een “relatie” met het kind, maar weet ook beter wat er speelt bij de kinderen en in de groep. Hij kan dan eventueel interventies plegen om een probleem te voorkomen.

Keuze van didactiek
De keuze van didactische werkvormen is ook van invloed op het ontstaan van een positieve groep. Didactische werkvormen waarbij samenwerken een onderdeel is, werken positief.

Teamafspraken
Maak met het team afspraken die jullie belangrijk vinden in de training. Vertel dit de kinderen en wees allemaal consequent in het naleven van deze afspraken. De eenduidige afspraken zorgen ervoor dat er duidelijkheid is voor de kinderen. Dit zal bijdrage aan meer rust in de groep.

Filmpjes

  • Pesten, wat doet het?!
    • http://www.leraar24.nl/video/1104
    • In een gesprek met Jurre Bosman praat Irmela openhartig over haar schooltijd, waarin ze jaren is gepest. Ze is nu 16 jaar en heeft nog steeds last van de pesterijen. Door behulp van trainingen en hulp van haar ouders gaat het nu gelukkig weer wat beter met Irmela.
  • Pesten doet pijn.
  • http://beta.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1104426-pesten-doet-pijn
  • Manuel volgt Paulien en Theo. Zij worden hun hele leven al gepest. Paulien werd jarenlang zo getreiterd dat ze nu full-time in de dagopvang zit.

Bronnen

  • Bakker, M en Mijland, I. (2005) Handboek voor elke mentor, Esch: Uitgeverij Quirijn
  • Multiple Choice (2005) Plagen en pesten, p. 19 – 23, Uitgeverij EPN
  • Ruigrok, J. (2010) Handboek alles over pesten, Esch: Uitgeverij Quirijn
  • Ruigrok, J en Oostrik, H. (2007) In plaats van schorsen. Handboek herstelrecht in het onderwijs, Uitgeverij Quirijn, KPC Groep
  • Wulp, D van der. (2005), We letten erop, zeggen ze… De steungroepaanpak van pesten, Bij de Les, jaargang 1, nummer 2 2005, p. 24-27
  • www.pestweb.nl
  • www.nos.nl
  • www.leraar24.nl
  • www.elsevier.nl
  • www.leesplein.nl